Munten van Texel (3) |
Soms word je door
omstandigheden op een spoor gezet waar je nooit meer van
af komt. In één van de eerste weken dat ik op het land
zocht vond ik een muntje dat ik ook toen al direct
herkende. Ik had toen nèt een tekening gemaakt van een
stuk of honderd munten die me om de een of andere reden
wel bevielen en deze zat daar óók bij. Het enige waar ik
moeite mee had was het formaat. Toen ik de tekening maakte
heb ik helemaal niet op de schaal gelet en wat ik nu in
mijn hand hield was niet groter dan een dubbeltje. Toch
was ik behoorlijk opgewonden door deze vondst en
voorzichtig stopte ik het ding in mijn portefeuille, waar
geld thuis hoort... Daarna heb ik hem er wel 10 keer
uitgehaald: ”Is het er ècht één, zou het heus?...” En
natuurlijk wás het er een en zó ziet hij er uit:
Dit betekend dat de munt in die oude handelsstad geslagen zou zijn maar de Friezen uit die tijd maakten ze na. Deze imitaties zijn vaak te herkennen aan de verbasterde lettertekens en de onzorgvuldig uitgevoerde portretten, die overigens niet een bepaalde persoon voorstellen. Ze zijn gemaakt van een legering van goud en zilver. Op de achterzijde zien we het kruis, teken van het Christelijk geloof op de aarde (de bolletjes). Het randschrift is: MADELINUS M. Dat wil zeggen dat de muntmeester Madelinus garant stond voor de kwaliteit van de munt. Dit soort muntjes werden meestal niet gebruikt als betaalmiddel, maar meer als ‘relatiegeschenk’ of grafgift. Als kunstenaar spreekt mij de naïviteit in de kunst uit die periode èrg aan en sindsdien ben ik vooral op zoek naar sporen uit de Vroege Middeleeuwen. Daarbij heb ik ook wel het nodige geluk moet ik zeggen. Zo ging ik eens nog éven zoeken omdat ik een uurtje over had en raapte zo het een en ander bij elkaar. Ik vind het dan leuk om na het schoonmaken het geheel uit te stallen en daarom neem ik van alles mee. Ook raapte ik een onooglijk stukje aluminium op, dácht ik en omdat ik daar vaag tekentjes op zag die wel Hebreeuws leken stopte ik het in mijn zak, anders had ik het in de berm gegooid, zó oninteressant zag dat opgefrommelde stukje metaal er uit. Thuis aangekomen maakte ik alles schoon en begon dat ‘ding’ wat recht te buigen. Eerst met een tangetje, wat èrg gemakkelijk ging, het metaal was zeer buigzaam, dan heb ik er met een potlood overheengerold tot het geheel min of meer plat was, maar de tekens kon ik nog niet ontcijferen. Dán maar even in het zoutzuur waar ik zilver mee schoonmaak en na wat wrijven en poetsen werd er wat zichtbaar van de voorstelling: aan de ene kant een paar regels schrift, het leek al meer Arabisch en aan de andere kant zag ik een paar zwaarden... De rand was versierd met iets vaags en langzaam kreeg ik het idee dat ik zoiets al eerder had gezien. Ik dook mijn boekenkast met naslagwerken in en wist toen eigenlijk wel meteen waar ik moest zoeken. Nog niet zo lang geleden zijn er op Wieringen enige tientallen gevonden en ik heb daar een leuk boekje over. En jawèl hoor: in de Vikingschatten zaten allemaal van deze dirhems. Óveral waar de Vikingen geweest zijn worden ze gevonden want ze waren er dol op. Van zeer zuiver zilver gemaakt werden ze omgesmolten en verknipt om hun sieraden mee te maken en hun betalingen mee te doen en menig spaarpotje is gevonden, tot in Groenland toe, met dit soort munten. Deze dateert uit de tijd van Kalief Al Mansur, de stichter van Bagdad die regeerde van 754-774.
Al eerder had ik een munt uit dezelfde periode gevonden en ook daarvan is menig exemplaar in Vikingschatten aangetroffen hoewel ik déze er niet zo direct mee associeer. Het is een denier of denarius van Lodewijk de Vrome (814-840).
Het was een onrustige tijd. Lodewijk kon het grote Karolingische rijk dat hij van zijn vader Karel de Grote had geërfd niet bijeenhouden en verdeelde het onder zijn zonen. De Vikingen maakten deze streken onveilig en het door de Franken gebrachte Christelijk geloof werd weer afgezworen. Of ze daarom zijn verloren weet ik niet maar ik heb tot nu toe zo’ 15-tal fibula’s uit de Frankische tijd verzameld. Hoofdzakelijk schijf-fibula’s die oorspronkelijk ingelegd waren met email. Een enkele keer is daar nog wat van over. “Het vinden van de zaak is het einde van het vermaak” hoorde ik eens iemand zeggen en ik geloof nu dat ik weet wat hij bedoelde. Ruim een jaar geleden vond ik iets en ik denk niet dat ik ooit nog zoiets moois zal vinden. Het vinden van dit voorwerp was zó totaal onverwacht dat ik er nog steeds een beetje door van slag ben. Nooit had ik gedacht of verwacht en dus zelfs niet gehóópt zoiets te vinden.
Maar natuurlijk is dit niet het héle verhaal, want ooit is van deze munt een hangertje gemaakt. Men noemt zoiets een munt-fibula en het was bij de Franken het gebruik om dit te doen met munten die in hun tijd al antiek waren. Zo is dit geheel hier terecht gekomen rond de tijd dat Willibrord hier het eerste kerkje kwam stichten en dat was in 720. Vooral het feit dat dit een persoonlijk bezit was en niet alleen een ruilmiddel geeft een meerwaarde aan dit voorwerp. Er zijn er wel meer gevonden en vooral in Friesland. Enkel de elite kon zich dit soort zaken veroorloven dus voor mij is dit een spoor van de Friese adel. En om die Friezen draait het voor mij allemaal. Niet alleen imiteerden zij munten, maar ook hadden zij een èigen muntslag. Het product hiervan waren de sceatta’s; kleine zilveren (soms vergulde) muntjes met een zeer hoog reliëf. Van sceat of sceatta is overigens het woord ‘schat’ afgeleid. Deze muntjes droegen mysterieuze symbolen, die afgeleid waren van de Romeinse en Keltische voorbeelden en dáár ben ik dus naar op zoek... Tot nu toe zonder succes en eigenlijk is dat vreemd omdat er hier in die tijd toch veel (handels)activiteit plaats vond. Bekend is dat goederen en geld toen vooral op de aanlegplaatsen van eigenaar verwisselden en dat oude strand is verdwenen, maar gezien ik toch vrij veel andere voorwerpen uit die tijd heb gevonden ís er hoop en zal het voornamelijk een kwestie van tijd zijn...
Toch mooi dat bij alles wat ik tot nu toe heb gevonden er nog wat te wensen overblijft. Wat ik opraap zijn zeker geen schatten, financiële waarde hebben de meeste dingen nauwelijks, maar het verháál wat er bij hoort en het geschiedkundig belang van veel vondsten zijn van veel grotere waarde. |