Oefening baart kunst, dat is
met veel vaardigheden het geval. Ook met mijn hobby - het
zoeken naar en het vinden van verloren voorwerpen, het
liefst uit een ver en vaag verleden. De kunst daarbij
bestaat deels uit het herkennen van het gevonden voorwerp
en dat valt niet altijd mee omdat het eeuwenlang verblijf
in de grond het aanzien daarvan ingrijpend kan veranderen.
Toen ik iets opraapte wat in de eerste instantie niet meer
leek dan een verbogen stuk metalen draad had ik toch het
idee dat het wat meer was dan dat. Dat vermoeden werd
bevestigd toen en na een flinke schoonmaakbeurt iets
tevoorschijn kwam wat ondanks een breuk duidelijk een ring
bleek te zijn, geweest moet ik daar misschien aan
toevoegen, want waarschijnlijk had een ploeg hem geraakt
en behoorlijk verbogen.
Dit nadeel had ook een
voordeel. Dat de ring van zilver was gemaakt bleek uit het
grijze patina - een korstje dat soms interessante details
verbergt. Vaak laat ik het zitten, maar in dit geval vond
ik het wel de moeite waard om te kijken wat voor geheim
dit voorwerp van ruim 2 cm. doorsnee verborg. De
buitenkant was glad, maar aan de binnenkant kwam een
inscriptie tevoorschijn. Spannend, want dat maak ik niet
vaak mee. De letters waren van een laat Middeleeuwse stijl
- ook mooi en na wat gepuzzel kon ik - juist door de breuk
- lezen wat er stond:
BERNARDUS - en daarvoor nog een
S. Dat kon maar op één persoon slaan n.l. op de heilige
Bernard of Bernardus van Clairvaux (1090 - 1153). Dat was
een Franse abt en de belangrijkste promotor van de
hervormende kloosterorde van de Cisterciënzers. Een mooie
vondst dus. Het geeft altijd veel voldoening als je na wat
detectivewerk er achter komt wat je gevonden hebt en al
doende wat te weten komt over een of ander geschiedkundig
feit of figuur. Via het internet is er vlug veel
informatie te vinden in dit geval dus over Bernardus. Hij
was er een van 'Ora et Labora' - bid en werk, dus ik
vermoedde dat de ring waarschijnlijk van een monnik was
geweest die hem tijdens zijn werk op het land verloren
was. Dankzij dat internet kreeg dit verhaal onverwacht nog
een staartje. Soms kijk ik naar wat andere zoekers vinden
en op die manier kwam ik een andere ring tegen met
dezelfde inscriptie. Daarbij werd verwezen naar een
artikel in Westerheem, het tijdschrift van de AWN
(Archeologische Werkgemeenschap Nederland) uit 1959.
Daarin valt te lezen dat er bij Formerum op Terschelling
twee van dergelijke ringen zijn gevonden op de plaats waar
zich ooit een kapel en kerkhof bevonden. Ook van Ameland
is er zo'n ring bekend, alleen was daar geen sprake van
kapel of kerkhof. In het artikel volgt dan een lang
verhaal over het wel en wee van Sint Bernardus dat eindigt
in het klooster 'Sint Bernaerds opt Scheldt' in Antwerpen
- Hemiksem, waar een relikwie van de heilige werd bewaard.
Overigens is dat voorwerp in 1699 daar gestolen en nooit
meer teruggezien. In oude geschriften wordt beschreven dat
aan dit relikwie (een vingerlid en een nagel in een
zilveren hand gezet) gouden en zilveren ringen werden
gewijd. Enkele van die ringen hebben dus hun weg -
vermoedelijk over zee - naar het Noorden gevonden. Gezien
het handschrift zijn de ringen tussen 1480 en 1578
gemaakt. Terzijde wil ik nog even vermelden dat ik
jarenlang actief ben geweest als kunstenaar in België en
een van de eerste exposities vond plaats in de abdij van
Hemiksem.
Naast het herkennen van wat je vind is ook het 'lezen' van
het landschap een belangrijk aspect van mijn hobby. Veel
plaatsen waar ik normaal gesproken de voorkeur aan zou
geven waren dit jaar niet beschikbaar om er te zoeken
zodat ik aangewezen was op een aantal akkers die op het
eerste gezicht niet zo interessant waren. Wat Texel zo
bijzonder maakt is het feit dat dit gebied al duizenden
jaren bewoond wordt wat ook bijvoorbeeld blijkt uit mijn
muntenverzameling waarin de afgelopen tweeduizend jaar
volledig vertegenwoordigd zijn, met als opvallende
uitzondering de periode rond het jaar 1000. Dit wordt de
vroeg-Grafelijke tijd genoemd, waarover maar heel weinig
bekend is. Toch maar aan de slag gegaan dus en al doende
viel het mij op dat een van de akkers bezaaid was met
scherven van oud aardewerk, maar waar verder praktisch
niets van metaal te vinden was. Toch was het een oude
woonplaats, wat ook bleek uit de lichte glooiing in het
landschap. Uiteindelijk werd mijn moeite beloond en raapte
ik iets op wat in de eerste instantie op een dikke knoop
leek. Er waren wat lettertjes zichtbaar, maar die waren
niet goed leesbaar. Ook nu bracht een schoonmaakbeurt iets
verrassends aan het licht - het ging namelijk om een
stapeltje van 4 en mogelijk 5 zilveren munten van Wichman
III van Vreden ( 970 / 980 - 1016), graaf van de
Padergouw, hij beheerste kort na het jaar 1000 een gebied
rondom de huidige Duitse stad Vreden. Ø 20 mm.
Het opschrift van deze munten
luidt: EISBISIIS-DOISIIS of een variant hiervan. Op de
keerzijde staat een kruis met in de hoeken een punt, met
omschrift: VVICMAN.CO(M). Het is mij tot op heden niet
gelukt de munten van elkaar de scheiden, dus voorlopig
blijft het de vraag van welk type de binnenste twee munten
zijn.
Met de volgende vondst gaan we nog een stapje verder terug
in de tijd en belanden we in mijn favoriete tijd: de
Merovingische periode van de vroege Middeleeuwen. In die
tijd was Texel relatief dicht bevolkt, maar vondsten zijn
buitengewoon schaars, het aardewerk buiten beschouwing
gelaten. Daarom is het des te meer opvallend dat het mij
weer gelukt is een muntje uit deze kleurrijke periode aan
de aarde te ontfutselen en bovendien een zeer ongewoon
exemplaar.
Voor de juiste omschrijving van
dit soort munten wend ik mij gewoonlijk tot een (dé)
expert op dit gebied, Arent Pol. Als voormalig medewerker
van het Penningkabinet in Leiden en later van het
Geldmuseum in Utrecht is hij bijzonder geïnteresseerd in
de stilistische ontwikkeling van dit soort stukken. Niet
zozeer de archeologische context dan wel het goud gehalte
heeft zijn belangstelling.
Hij schreef mij het volgende: Heel mooi bewaard is hij
niet, en heel netjes gemaakt ook niet, maar het is wel
een 'rare', beter (aardiger) gezegd een 'aparte'. Deze
pseudo-imperiale tremissis op naam van Anastasius
(491-518) vertoont de gewone beeldenaars (kop rechts,
Victoria aanziend) met in de omschriften allerlei
bekende / normale elementen, maar wel in afwijkende
weergave. Nu zijn de standaard-omschriften D N
ANASTASIVS PERP AVG en VICTORIA AVGVSTORVM + CONOB) op
de bewuste imitaties vaak niet helemaal correct en nog
vaker (sterk) verbasterd weergegeven, hier is iets
anders aan de hand. Deze graveur is er niet in geslaagd
de belettering voldoende klein te houden en heeft om die
reden een deel van het voorzijde-omschrift maar op de
keerzijde geplaatst en vervolgens het laatste
standaard-onderdeeltje in de afsnede weggelaten:
- ANASTASIVS P (dus zonder het voorafgaande D N en het
afsluitende P P AVG of PERP AVG)
- VICTORIA AGVSTI PERPP, gevolgd door een min of meer
losstaande E en I (dus zonder CONOB in de afsnede) Het
element PERP is van de voorzijde naar de keerzijde
verhuisd en zoiets heb ik nog nooit gezien:
't komt onder de dikke 2.500 pseudo-imperiale munten in
mijn database niet voor. Maar dat is nog niet alles,
want zoals je zelf gezien hebt staan er naast de
Victoria-figuur een paar letters. Dat een Victoria soms
vergezeld gaat van één of twee letters is bekend van een
kleine 5% van dit soort munten, maar zoveel letters als
hier voorhanden zag ik nog nooit (behalve losse letters
komen ook monogrammetjes voor, maar die laat ik even
buiten beschouwing want dat is weer een ander chapiter).
Overigens las ik in eerste instantie CHO, daarna CH en
beschouwde ik het rondje als het mini-lauwerkransje dat
de Victoria altijd vast houdt (vergelijk ook het
piepkleine kruisje aan de andere kant, dat een
verbastering van de globus cruciger = kruisglobe
behelst), maar bij nader inzien denk ik toch dat we hier
te maken hebben met een letter O. Guido (mededeskundige)
dacht al heel snel aan CHOE als mogelijke
muntplaats-signatuur, maar zo werkt dat natuurlijk niet:
er staat wel CHO of CHO-E, maar er is geen bewijs (of
zelfs maar een aanwijzing) dat dat Hoei/Huy betekent en
daarom is een uitspraak in die richting voorlopig
voorbarig. En of die laatste E ook werkelijk iets te
maken heeft met CHO, dan wel gezien moet worden als een
simpele verdubbeling van de E erboven (zoals de tweede P
op het eind die ook niet normaal is), durf ik nog niet
te zeggen. Kortom interessant geval, maar vanwege het
ontbreken van rechtstreekse parallellen nog niet goed te
plaatsen: productiedatum ongetwijfeld 1e kwart 6e eeuw,
productieplaats onbekend (ongetwijfeld West-Europees,
maar of e.e.a. zich in onze streken dan wel verder
zuidelijk heeft afgespeeld is onmogelijk te zeggen).
Inmiddels is vast komen te staan dat het goudgehalte 94%
is wat de ouderdom bevestigd. Hoe ouder dit soort muntjes
zijn - hoe hoger het goud gehalte. Weer een heel
bijzondere vondst van Texelse bodem dus, welke is
opgenomen in de Nationale Numismatische collectie van de
Nederlandse Bank. Daar is dit stuk veilig en blijft het
voor verder onderzoek beschikbaar.
|