Het is inmiddels al een paar
jaar geleden dat ik wat van mij heb laten horen in het
blad van onze vereniging. Dat betekend echter niet dat ik
geen interessante vondsten heb gedaan. Nee - het tegendeel
is het geval, maar er over schrijven kwam er niet van.
Wonende op een eiland dat als bijnaam het Gouden
Boltje heeft spreekt zeer tot de verbeelding en
dergelijke uitdrukkingen neem ik altijd heel letterlijk.
Je vraagt je af waar zo’n naam vandaan komt en wat mij
betreft is dat wel duidelijk. Over het algemeen mag ik
niet klagen over wat ik zoal op kan rapen en dat mogen we
onderhand geen toeval meer noemen – daarvoor vind ik veel
te vaak fraaie voorwerpen. Wel is het zo dat er op mijn
‘vaste stekjes’ op den duur niet veel meer te vinden valt,
maar dan begin ik gewoon op een andere plek om te zien wat
daar in de grond verborgen ligt. Texel heeft een heel rijk
verleden zoals wij allemaal wel weten, maar toch wordt ik
steeds weer verrast door iets dat ik op dit eiland niet
verwacht had tegen te komen. Nadat ik dus op een voor mij
nieuwe plek een dagje rond had gelopen om de zaak te
verkennen wipte ik het volgende uit de grond:
Zo ziet iets na vele honderden jaren weer het
daglicht..
Tegenwoordig ben ik voldoende thuis in deze materie om
meteen vast te kunnen stellen waarover het gaat – in dit
geval dus om een solidus (namen van munten worden
altijd met een kleine letter geschreven) en deze
is geoogd, dat betekend dat er een hangertje van is
gemaakt. De voorzijde is wat versleten, maar de naam van
de keizer is duidelijk leesbaar: Anastasius -
keizer van het Oost-Romeinse rijk, oftewel Byzantium, van
491 tot 518.
Deze munt is gelagen bij de Ostrogothen
onder Theodoricus (Theodorik de Grote) 474-526
en heeft een doorsnee van ± 2 cm.
Het mini-monogram links van de Victoria bestaat uit de
letters RM voor Rome – het stuk werd in die plaats
geslagen, vermoedelijk in de jaren 493-497.
Een dergelijke munt had ik hier nog niet eerder gevonden.
Wel de wat kleinere muntjes uit die tijd, de tremisses
waarvan er drie in deze grote gaan. En het is een zeer
fraai exemplaar nietwaar – geen krasje te bekennen.
Verder speurwerk op die akker leverde nóg een gouden
vondst op: een z.g.biconische ring, deze bestaat uit twee
taps toelopende delen. Wat er aan opvalt is de primitieve
makelij. Ik denk niet dat dit een vingerring is geweest,
maar eerder iets om een vlecht in het haar mee te
versieren. Ook weer afkomstig uit de Vroege middeleeuwen
Ø 22
mm.
Dergelijke vondsten (de munt en de ring) zijn redelijk
algemeen in het tepengebied van Friesland en Groningen,
maar worden in Noord Holland zelden of nooit aangetroffen
als losse vondst of bij opgravingen. Wat dat betreft neemt
Texel dus een aparte plaats in binnen de provincie terwijl
wat de scherven betreft die hier gevonden zijn juist het
ontbreken van Saksisch aardewerk uit de 5e en 6e eeuw
opvalt en dat is ook kenmerkend voor de rest van Noord
Holland, maar in Friesland en Groningen wordt dat soort
aardewerk juist in grote hoeveelheden aangetroffen,
waaruit de conclusie mag worden getrokken dat die
provincies wèl aan de Volksverhuizingen hebben deelgenomen
en onze provincie niet. Saksisch aardewerk werd
geïmporteerd door de nieuwe bewoners van het noordelijke
kustgebied, terwijl in onze omgeving gedurende langere
tijd gebruik gemaakt werd van het aardewerk dat hier al
sinds de Romeinse tijd werd ingevoerd.
Texel ligt dus in een overgangsgebied met invloeden van
beide zijden.
Genoeg daarover. Texel is een fraai eiland en soms ga ik –
net als zovelen – gewoon maar eens wandelen. Genieten van
de omgeving zonder te zoeken of wat dan ook, maar zelfs
dan kan het gebeuren dat je onverwacht op een fantastische
vondst stuit. Ik weet ook niet hoe ik het doe maar op een
goede dag zag ik gewoon een grote gouden munt op de grond
liggen alsof die zomaar uit de lucht was komen vallen. Nou
ja – wie weet, op den duur kijk ik nergens meer vreemd van
op. Voordat ik hem opraapte heb ik er eerst een fotootje
van gemaakt met mijn telefoon – de camera had ik niet bij
mij, daarom niet erg duidelijk, maar het geeft een idee
van wat mij overkwam:
Tja, je hoort wel eens dat
zoiets gebeurt, maar dat dit juist mij moet overkomen is
wel erg frappant. Natuurlijk wist ik meteen welke munt het
was al lag hij met de ‘verkeerde’ kant naar boven: een
Engelse nobel uit de tijd van de 100-jarige
oorlog. Die stond heel hoog op mijn verlanglijstje en –
omdat ik wist dat die al eerder op dit eiland gevonden
waren had ik altijd het idee dat het kón gebeuren.
De Honderdjarige Oorlog was een reeks oorlogen, gevoerd
van 1337 tot 1453, door het Huis Valois en het Huis
Plantagenet, ook bekend als het Huis Anjou, voor de
Franse troon welke vacant was door het uitsterven van
het Huis Capet, de eerste lijn van Franse koningen. Het
Huis Valois maakte aanspraak op de titel van koning van
Frankrijk terwijl de Plantagenets aanspraak maakten op
zowel de troon van Frankrijk als van Engeland. De
koningen van Plantagenet waren de heersers van het
koninkrijk Engeland tijdens de 12e eeuw en hadden hun
wortels in de Franse gebieden van Anjou en Normandië.
Op Texel was weinig van dit oorlogsgeweld te merken,
maar het is niet uitgesloten dat er hier mannen zijn
geweest die zich als soldaat verhuurden: vele huurlingen
van allerlei nationaliteiten vochten mee in Frankrijk.
Verder waren deze munten in die tijd een zeer gewild
betaalmiddel. Zoals altijd waren de munten ook een middel
voor propaganda – in dit geval voor de Engelse koning Edward
de derde (1327-1377). In die tijd al golden de
nobels als de fraaiste munten die in omloop waren met een
betrouwbaar goudgehalte. Dit exemplaar weegt precies 8
gram en heeft een doorsnee van 34 mm. De C in het
midden van de keerzijde geeft aan dat de plaats van
vervaardiging Calais is geweest en uit het randschrift
valt af te leiden dat dat tussen 1361 en 1369 was in een
tijdelijke periode van vrede. De voorzijde toont Koning
Edward in een boot uit die tijd het Koggeschip. Verder ook
weer volkomen gaaf.
Het volledige randschrift aan
de voorzijde:
EDWARD+DEI+GRA+REX+ANG+DNS+HYB+Z+ACQ
(Edward by the grace of God King of England Lord of
Ireland and Aquitaine).
En aan de keerzijde: IHC+AUTEM+TRANSIENS+PER+MEDIU(M)+ILLORUM+IBAT
(But Jesus passing through their midst went His way).
Ik wordt nogal verwend hier, maar het mooiste moest nog
komen. Na een paar uurtjes op een van mijn vaste
zoekplekken doorgebracht te hebben was ik op weg naar mijn
auto en besloot nog één signaaltje van mijn apparaat te
onderzoeken. Gelukkig maar want even later stond ik
hiermee in mijn hand:
Het valt moeilijk te
beschrijven wat er op dat moment door mij heen ging, maar
het was vooral een gevoel van voldoening en ik was ook
blij verrast dat het om een onbekende variant ging van het
soort muntjes waarvan ik er inmiddels al zes heb
opgeraapt. Het is natuurlijk weer een tremissis
uit het midden van de 7e eeuw, een muntje zo groot als een
dubbeltje. Op de voorkant staat het gestileerde portret
van een Merovingische koning en het randschrift daaromheen
luidt:
TRIECTO FIT (gemaakt in Maastricht). Tegenwoordig
neemt men aan dat het om Maastricht gaat, maar een tijd
lang werd dit soort muntjes aan Utrecht toegeschreven
(TRAIECTUM). De fraaie letters doen overigens verbazend
modern aan. Ook het schrift op de keerzijde is duidelijk
leesbaar: MAGNO NEMOM. Dat het hier gaat om de
naam van de muntmeester was wel duidelijk, maar ik had nog
nooit van MAGNO gehoord en kon er nergens iets over
vinden. Uiteindelijk bleek het over de muntmeester MAGANO
te gaan die rond 650 in Maastricht werkzaam was. Het
muntmeesterschap was in die periode geen Koninklijk
privilege dus er zijn veel verschillende muntmeesters en
muntplaatsen geweest. Van bepaalde muntjes zijn er
daardoor maar weinig exemplaren bekend en van dit type is
het de zesde die aan het daglicht is gekomen en de enige
met deze spellingsvariant; MAGNO in plaats van MAGANO. Ook
de dubbele kruis op de keerzijde komt maar weinig voor.
Van in totaal 8 van mijn munten
(de nobel en 7 Merovingische) zijn inmiddels replica’s
gemaakt ten behoeve van exposities in het in aanbouw
zijnde Archeologisch Informatiecentrum te Castricum, het
nieuwe onderkomen van het Provinciaal Archeologisch depot
dat nu nog in Wormer huist. In het AIC zal er ruimte
ingericht worden om vondsten uit de provincie ten toon te
stellen. Texel zal daar en speciale plaats krijgen omdat
er zoveel bijzonders gevonden is – door mij, maar ook door
vele anderen natuurlijk. Vooral het feit dat de meeste
tijdvakken hier vertegenwoordigd zijn maakt Texel zo
speciaal. Tegen het einde van dit jaar gaan daar de deuren
open. Ga er vooral eens een kijkje nemen en laat u
aangenaam verrassen…
|