Schroef Munten van Texel (1) Schroef


Bij het bespreken van de munten die ik in de afgelopen tien jaar op Texel heb gevonden begin ik maar meteen met de oudste en misschien wel meest bijzondere. Het is een zogenaamd regenboogschoteltje uit de tijd van de Kelten. De mensen die er vroeger toevallig een vonden dachten dat ze ontstonden op de plaats waar de regenboog de aarde raakt.

1

De afbeelding hierboven toont een gaaf exemplaar, van de mijne hieronder is niet veel meer over:
sterk gecorrodeerd zoals zoveel munten die worden aangetast door de zuren in de grond en beschadigd door het bewerken van het land, maar niet minder waardevol als historisch document.

2

De juiste naam is triquetrum-stater, gemaakt van zilver en biljoen (koper gelegeerd met een kleine hoeveelheid goud en zilver). De doorsnede is 17 mm. en ze zijn 6 à 7 gram zwaar. Er is een vrij grote variatie aan tekens en bijtekens bekend (± 25). Ze worden voornamelijk gevonden in het gebied tussen de grote rivieren, het is dus waarschijnlijk een munt geslagen door en voor de Bataven in de periode tussen 50 en 15 v. Chr. Hierna hebben zij nog tientallen jaren gecirculeerd wat blijkt uit het regelmatig voorkomen in vrijwel alle Romeinse legerkampen langs de grens, waarmee m.i. de oorsprong is verklaard, aangezien ik hier vrij veel Romeinse munten (±100) heb gevonden. In heel het Nederlandse gebied ten noorden van de toenmalige Romeinse grens worden deze munten teruggevonden. Er vond dus duidelijk een intensieve handel plaats en ook was er het gebruik dat de Romeinen soldaten monsterden in het gebied dat zij bezetten, wat het voordeel had dat die soldaten de taal, het land en de gebruiken kenden van dat gebied. Het vondstpatroon zoals dat hier op Texel duidelijk wordt komt overeen met dat van Noord-Holland. Dit was dus in die tijd een culturele eenheid, zoals ook uit de geografie blijkt. Het zuiden van het eiland was nog deel van de vaste wal en verondersteld wordt dat er een inham was die het zuidelijke en noordelijke deel van het huidige eiland scheidde. De Rozendijk en het Gerritslanderdijkje waren ongeveer de oevers en de Roggesloot is misschien een restant van het eind. Ik stel mij daar iets bij voor wat tussen het Marsdiep en de Slufter in zit. Hier konden dus flinke schepen binnenvaren en dit bevorderde de handel natuurlijk enorm. Deze inham is er geweest van ongeveer 200 vóór tot 1000 ná Chr. Hierna is hij dichtgestoven. De Bleekersvallei is nog een restant daarvan. De hoge zandgronden ten zuiden van deze inham waren dus een aantrekkelijke woonplaats voor de toenmalige bewoners. Als ik op dat land loop stel ik mij voor hoe het zicht op dat water is geweest en als er dan een vreemd schip aankwam zal dat heel wat beroering hebben gegeven. Goederen en geld werden uitgewisseld en niet zelden zullen hier vreemden hebben gebivakkeerd. Hoe dan ook, het héle verhaal zal wel nooit duidelijk worden, maar opeens sta je met zo’n muntje in je hand; eerst dacht ik dat ik het topje van een -dan wel zeer forse- vingerhoed had gevonden, maar nadat ik in de binnenkant het patroon van concentrische cirkels ontdekte wist ik meteen wat het was. Op zó’n moment heb je dus even contact met een cultuur van meer dan 2000 jaar geleden, daardoor komt dat èrg dichtbij en dàt is juist wat het zoeken voor mij zo aantrekkelijk maakt.

Tussen de vele ‘Romeinen’ zat ook een muntje dat ik niet thuis kon brengen, duidelijk anders dan de andere, maar met hetzelfde bronsgroene patina deed het vermoeden dat dit iets aparts was en na onderzoek van mijn collectie door het Penningkabinet in Leiden (nú Munt en Bankmuseum in Utrecht) bleek dat dit de tweede munt uit mijn verzameling is van Germaanse oorsprong. De stationering van de Romeinse troepen langs de grens bevorderde de lokale aanmunting van vooral laagwaardige koperen munten. Zij worden voornamelijk gevonden in de legerkampen uit de tijd van Augustus (14-37 n. Chr.) en verondersteld wordt dat ze speciaal zijn geslagen voor gebruik als kleingeld in de legerkampen. Het gaat hier om z.g. bronzen AVAVCIA-munten. Diverse varianten met verschillende tekens, maar zonder opschrift zijn bekend. De datering hiervan ligt tussen 10 vóór en 10 ná Chr. Ze zijn ± 15 mm in doorsnee en wegen maar een paar gram.

3

Zó horen ze er uit te zien.

4

Mijn munt, een aes van de Germanen.

Natuurlijk geeft het heel veel voldoening als je na vele uren zoeken zulke interessante voorwerpen vind. Het zijn puzzelstukjes die samen een deel van het verhaal van de geschiedenis van onze omgeving vertellen. Hierdoor gaat het verleden leven en krijgt het heden (nóg) meer glans. In ieder geval zie ik het als een voorrecht ze te vinden en als een verantwoordelijkheid goed voor mijn vondsten te zorgen, ze te archiveren en te conserveren.


Home